Volgens een verklaring van de Europese Commissie definieert de eerste machtigingswet de noodzakelijke voorwaarden waaronder waterstof, waterstofgebaseerde brandstoffen of andere energiedragers kunnen worden aangemerkt als hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong (RFNBO). Het wetsvoorstel verduidelijkt het principe van waterstof-"additionaliteit" zoals vastgelegd in de EU-richtlijn hernieuwbare energie, wat betekent dat elektrolytische cellen die waterstof produceren, moeten worden aangesloten op nieuwe hernieuwbare elektriciteitsproductie. Dit principe van additionaliteit wordt nu gedefinieerd als "hernieuwbare-energieprojecten die niet eerder dan 36 maanden vóór installaties die waterstof en daarvan afgeleide producten produceren in bedrijf worden genomen". Het principe beoogt ervoor te zorgen dat de opwekking van hernieuwbare waterstof een toename van de hoeveelheid hernieuwbare energie die beschikbaar is voor het net stimuleert ten opzichte van wat er al beschikbaar is. Op deze manier zal waterstofproductie de decarbonisatie ondersteunen en elektrificatie-inspanningen aanvullen, zonder druk uit te oefenen op de elektriciteitsproductie.

De Europese Commissie verwacht dat de vraag naar elektriciteit voor waterstofproductie tegen 2030 zal toenemen door de grootschalige inzet van grote elektrolytische cellen. Om de ambitie van REPowerEU te verwezenlijken om tegen 2030 10 miljoen ton hernieuwbare brandstof uit niet-biologische bronnen te produceren, heeft de EU tegen die tijd ongeveer 500 TWh hernieuwbare elektriciteit nodig, wat neerkomt op 14% van het totale energieverbruik van de EU. Deze doelstelling komt tot uiting in het voorstel van de Commissie om de doelstelling voor hernieuwbare energie te verhogen tot 45% in 2030.
De eerste machtigingswet beschrijft ook de verschillende manieren waarop producenten kunnen aantonen dat hernieuwbare elektriciteit die wordt gebruikt voor de productie van waterstof voldoet aan de additionaliteitsregel. Daarnaast worden er normen geïntroduceerd die ervoor moeten zorgen dat hernieuwbare waterstof alleen wordt geproduceerd wanneer en waar er voldoende hernieuwbare energie beschikbaar is (ook wel temporele en geografische relevantie genoemd). Om rekening te houden met bestaande investeringsverplichtingen en om de sector in staat te stellen zich aan te passen aan het nieuwe kader, worden de regels geleidelijk ingevoerd en zullen ze in de loop van de tijd strenger worden.
Het wetsvoorstel van de Europese Unie voor vergunningverlening van vorig jaar vereiste een uurlijkse correlatie tussen de levering en het gebruik van hernieuwbare elektriciteit. Dit betekent dat producenten per uur moeten aantonen dat de elektriciteit die in hun cellen wordt gebruikt, afkomstig is van nieuwe hernieuwbare bronnen.
Het Europees Parlement verwierp de controversiële uurtariefkoppeling in september 2022 nadat de EU-waterstofbrancheorganisatie en de waterstofindustrie, onder leiding van de Raad voor hernieuwbare waterstofenergie, hadden gesteld dat de koppeling onwerkbaar was en de kosten van groene waterstof in de EU zou opdrijven.
Deze keer brengt het wetsvoorstel van de commissie deze twee standpunten in gevaar: waterstofproducenten kunnen hun waterstofproductie tot 1 januari 2030 maandelijks koppelen aan de hernieuwbare energie waarvoor ze zich hebben aangemeld, en accepteren daarna alleen nog koppelingen per uur. Bovendien voorziet de regel in een overgangsfase, waardoor groene waterstofprojecten die tot eind 2027 operationeel zijn, tot 2038 vrijgesteld kunnen worden van de additionaliteitsbepaling. Deze overgangsperiode komt overeen met de periode waarin de cel uitbreidt en op de markt komt. Vanaf 1 juli 2027 hebben lidstaten echter de mogelijkheid om strengere regels voor tijdsafhankelijkheid in te voeren.
Wat geografische relevantie betreft, bepaalt de wet dat hernieuwbare-energiecentrales en elektrolytische cellen die waterstof produceren, zich in hetzelfde aanbestedingsgebied bevinden. Dit gebied wordt gedefinieerd als het grootste geografische gebied (meestal een landsgrens) waar marktdeelnemers energie kunnen uitwisselen zonder capaciteitstoewijzing. De Commissie stelde dat dit bedoeld was om te waarborgen dat er geen netcongestie zou ontstaan tussen de cellen die de hernieuwbare waterstof produceren en de hernieuwbare-energiecentrales, en dat het passend was om te eisen dat beide centrales zich in hetzelfde aanbestedingsgebied bevinden. Dezelfde regels gelden voor groene waterstof die in de EU wordt geïmporteerd en via de certificeringsregeling wordt geïmplementeerd.
Plaatsingstijd: 21-02-2023